In de bezwaarfase, maar ook als een boete is aangekondigd, heeft de belastingplichtige recht op inzage in zijn dossier. Dit wettelijk vastgelegde recht lijkt voor zich te spreken. De praktijk wijst echter anders uit waardoor aan de roep om meer transparantie nog geen opvolging wordt gegeven. Regelmatig wordt inzage in het gehele dossier geweigerd en wordt bijvoorbeeld alleen de al bekende correspondentie ter inzage verstrekt.
Ook bestaat recht op kopieën van de documenten. Dat wordt in de praktijk niet altijd nageleefd. In een recente procedure moest de voorzieningenrechter eraan te pas komen, omdat de Belastingdienst weigerde een (digitale) kopie van het dossier te verstrekken.[1] De rechter oordeelde dat dit recht ook geldt voor gegevens die zijn verkregen uit derdenonderzoeken, omdat het belangrijk is dat de belastingplichtige de bevindingen uit deze onderzoeken kan controleren. In deze Hertoghs Beschouwt vragen wij nogmaals aandacht voor het belang van inzage in het dossier.
Transparantie
Voor de belastingplichtige is het relevant om te weten welke informatie de Belastingdienst over hem heeft. Je zou denken: dit gaat over mij, dus ik heb recht op die informatie. De praktijk is ingewikkelder. Het komt regelmatig voor dat slechts inzage wordt gegeven in de gewisselde correspondentie. Van een volledige inzage is dan geen sprake. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat inzage moet worden gegeven in alle stukken die de inspecteur ter beschikking staan of hebben gestaan. Ook moet inzage worden gegeven in digitale bestanden zoals gegevens van de belastingplichtige die in de systemen van de Belastingdienst staan.[2]
In de praktijk gaat de inspecteur hier heel wisselend en vooral terughoudend mee om. Hopelijk gaat de roep om meer transparantie daar verandering in brengen. Dat over het inzagerecht binnen de Belastingdienst wisselend wordt gedacht, blijkt uit uitspraken van belastingambtenaar Bram van der Sar in het FD. Hij zegt dat hij voorstander is van volledige transparantie door de Belastingdienst. Kennelijk is dat nog geen gemeengoed. Het blijft dus van groot belang om inzage in het gehele digitale dossier te vragen en door te vragen als geen volledige inzage wordt gegeven. Dat recht heeft de belastingplichtige. Zelf heb ik meegemaakt dat tijdens een digitale inzage duidelijk werd dat de inspecteur al eerder over de informatie beschikte dan werd gecommuniceerd. En uit die informatie bleek dat de inspecteur niet kon navorderen, omdat hij geen nieuw feit had.
Kopie van het dossier
In de procedure waarin de voorzieningenrechter oordeelde, was inzage in het dossier verleend. De inspecteur weigerde echter een (digitale) kopie van de stukken te verstrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen twijfel over kan bestaan dat een belanghebbende recht heeft op een afschrift van het volledige dossier als een vergrijpboete is opgelegd. Deze verplichting ziet op het hele dossier, omdat de boetes volledig zijn verweven met de opgelegde belastingaanslagen en het boekenonderzoek dat daaraan ten grondslag ligt.
Derdenonderzoeken
Ook gegevens uit derdenonderzoeken, zoals kasadministraties en facturen moeten worden verstrekt. Het belang zit hem in de mogelijkheid om de bevindingen uit die onderzoeken te kunnen controleren. Dat is een belangrijke overweging van de rechter, omdat in de praktijk gegevens die in derdenonderzoeken zijn verzameld nogal eens niet ter inzage worden verstrekt. De rechter overweegt terecht dat de belastingplichtige de gegevens die de Belastingdienst bij derden over hem heeft verzameld, moet kunnen controleren. Overigens zou ook degene waar het derdenonderzoek plaatsvindt de vastlegging moeten kunnen controleren. Dit om te voorkomen dat toelichtingen die worden gegeven onjuist worden vastgelegd en vervolgens als bewijs tegen de belastingplichtige worden gebruikt.
Dwangsom
Terug naar de procedure. De rechter heeft de inspecteur opgedragen om binnen vier weken een (digitaal) afschrift van het dossier aan de belastingplichtige ter beschikking te stellen. Opvallend is dat de rechter daaraan een dwangsom verbindt van € 10.000 per week na het verstrijken van de vierwekentermijn. De reden is dat de inspecteur ter zitting niet kon aangeven of hij in staat was om binnen vier tot zes weken een afschrift van de stukken te verstrekken. En hij kon niet zeggen waarom. Als stukken ter inzage zijn gegeven, lijkt mij dat daarvan ook een (digitale) kopie kan worden verstrekt. De rechtbank verbindt dan ook terecht een dwangsom aan het niet-naleven van de verplichting. Het is wel de vraag wat het effect van een dwangsom op een overheidsinstelling als de Belastingdienst is. Financieel wellicht beperkt, maar maatschappelijk is dat effect uiteraard enorm. Dat de Belastingdienst de stukken die eerder ter inzage zijn gegeven niet binnen vier weken op een usb kan zetten of op andere wijze kan verstrekken en daarom dwangsommen moet betalen, is toch niet uit te leggen?
Fiscale grensverkenning
De rechtbank veroordeelt de inspecteur ook tot het vergoeden van de werkelijke proceskosten. Dat zien we in fiscale procedures niet vaak. De rechtbank komt tot dat oordeel omdat de wet duidelijk is. De inspecteur heeft tegen beter weten in gehandeld door geen afschrift te verstrekken. Ook in reguliere fiscale procedures zou de belastingrechter hier een voorbeeld aan kunnen nemen als de inspecteur aan fiscale grensverkenning doet.
Belang inzage
Het inzagerecht en het recht op kopieën zijn wettelijk geregeld. Deze rechten moeten dan ook worden gewaarborgd. In de praktijk hoor ik dat soms geen inzage wordt gevraagd, omdat “de inspecteur het lastig zou vinden”. Dat is niet zo. Het gaat hier om een recht en het is mijns inziens eerder andersom. De inspecteur moet de belastingplichtige in de gelegenheid willen stellen om zijn conclusies te weerspreken door inzage te geven in het dossier. Daaronder valt ook informatie die is verkregen in derdenonderzoeken. Laat die transparantie maar praktijk worden!
Loopt u bij het bij het nemen van inzage in een dossier tegen vragen aan? Aarzel dan niet om contact op te nemen.
[1] ECLI:NL:RBGEL:2021:5341
[2] HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, NTFR 2018/1156 met annotatie van mr. A.J.C. Perdaems