Skip to content

#325 Het hoger beroep in strijd met double jeopardy?

17 July 2023

Het Openbaar Ministerie zou geen ‘tweede kans’ moeten krijgen in de zaak van De Mos e.a.

Het zal u niet zijn ontgaan dat het Openbaar Ministerie hoger beroep heeft ingesteld in de zaak Van de Mos e.a. Het hoger beroep zal zich concentreren op het verwijt van omkoping en schending van de geheimhoudingsplicht. Een reden voor het hoger beroep is volgens het persbericht van het Openbaar Ministerie gelegen in de waardering van het bewijs. Een andere reden is de juridische uitleg van de omkopingsbepalingen en dan met name de vraag wanneer iets een gift aan een ambtenaar is. Hierover schreef ik al eerder: Vrijspraak ambtelijke corruptie: politieke partij steunen mag. Maar vandaag stel ik een principiëlere vraag: waarom krijgt het Openbaar Ministerie in hoger beroep eigenlijk een tweede kans?

Recht op hoger beroep Openbaar Ministerie

Laat ik er geen misverstand over bestaan, op basis van de wet, op grond van artikel 408 Sv, heeft het Openbaar Ministerie de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen een volledige vrijspraak. Hoewel dit artikel zich alleen richt op de verdachte, moet worden aangenomen dat het Openbaar Ministerie ook het recht heeft om hoger beroep in te stellen. Ik meen echter dat dit niet gewenst is in geval van een volledige vrijspraak. In andere landen, voornamelijk ‘common law’ systemen[1], zijn genoeg voorbeelden te vinden waarin een hoger beroep tegen een volledige vrijspraak in strijd wordt geacht met double jeopardy. Dit is het recht om niet twee keer voor hetzelfde feit te worden vervolgd. En wat mij betreft is daar veel voor te zeggen.

Volledige vrijspraak

Tijdens de openbare regiezitting in de zaak van De Mos e.a. zei de officier van justitie:

“Het is aan de rechtbank om te bepalen wat de reikwijdte van het begrip corruptie is.”

En laat dat nou precies zijn wat de rechtbank heeft gedaan. Waarom dan toch nog een hoger beroep? Dat het Openbaar Ministerie rechtsvragen aan de Hoge Raad wil voorleggen, kan ik begrijpen. Maar het bewijs voor een tweede keer laten beoordelen bij een volledige vrijspraak is niet terecht. Dat de overheid mensen, die gebukt gaan onder de last van het strafrechtelijk onderzoek, nóg een keer door het slijk wil halen, terwijl een onafhankelijke rechter al een oordeel heeft gegeven, zou niet moeten kunnen. Dat een Openbaar Ministerie dat 3,5 jaar onderzoek heeft gedaan en alle mogelijkheden en middelen tot de beschikking heeft gehad, dat bewijs nóg een keer wil presenteren: waarom?

Ne bis in idem-beginsel

In de Verenigde Staten wordt het uitgangspunt dat de overheid geen hoger beroep mag instellen na een vrijspraak het meest fundamentele aspect van het ne bis in idem-beginsel genoemd. Dat is het beginsel dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit mag worden vervolgd.[2]

Het idee hierachter is dat de Staat niet meerdere pogingen mag hebben om een verdachte te vervolgen:

’thereby subjecting him to embarrassment, expense and ordeal and compelling him to live in a continuing state of anxiety and insecurity as well as enhancing the possibility that even though innocent he may be found guilty.’

Deze overweging vat wat mij betreft mooi samen met waarom een hoger beroep van het OM in geval van een volledige vrijspraak niet gewenst is. En hoewel wij ook in Nederland het ne bis in idem-beginsel kennen, wordt er hier van uitgegaan dat een hoger beroep onderdeel uitmaakt van dezelfde rechtsgang en dat dus geen sprake is van twee keer vervolgen voor dezelfde feiten.

Herziening

Ik meen dan ook dat dit uitgangspunt aan herziening toe is. Het is niet voor niets dat het recht op hoger beroep is toegekend aan individuen in artikel 2 van het zevende protocol bij het EVRM. Een Staat heeft geen ‘tweede kans’ nodig. Die hoeft niet de gelegenheid te hebben om zijn proceshouding aan te passen of nog nieuwe stukken in te brengen die een ander licht werpen op de zaak. Het Openbaar Ministerie heeft met al zijn macht en kracht zijn kans gehad. En een onafhankelijke rechter heeft geoordeeld. Daar zou een punt achter de procedure passen.

Het zou het overbelaste rechtssysteem goeddoen als de wetgever nadenkt over de vraag of een hoger beroep tegen een volledige vrijspraak gewenst is. Wat mij betreft leent de modernisering van het Wetboek van Strafvordering zich daar goed voor. Het ‘common law systeem’ biedt ons een mooi voorbeeld. Wat mij betreft nemen wij dit over.

 

[1] In ‘common law systemen’ zijn beslissingen van hogere instanties een op zichzelf staande bron van recht. Via het Verenigd Koninkrijk is dit systeem geïntroduceerd in landen onder meer de Verenigde Staten, Australië en India waar dit nog steeds wordt toegepast.
[2] United States v. Martin Linen Supply Co., 430 U.S. 564, 571 (1977).

Gepubliceerd door onze specialist:

J.N. (Judith) de Boer