Skip to content

Rechtsbescherming bij vestigingsplaatsonderzoeken. WFR 2019/246

De digitalisering en globalisering hebben tot gevolg dat de vestigingsplaats van vennootschappen volop ter discussie wordt gesteld door de Belastingdienst. Angelique Perdaems en Yosra Ameziane bespreken in hun bijdrage in het WFR welke factoren een rol spelen bij het vaststellen van de vestigingsplaats van een vennootschap op grond van art. 4 AWR. Doordat de feiten en omstandigheden bepalend zijn speelt de wijze waarop de bewijslast is verdeeld een belangrijke rol. Daarnaast wordt ingegaan op de inwerkingtreding van het MLI. Als het MLI van toepassing is, is de belastingrechter niet langer bevoegd te oordelen over de vaststelling van de vestigingsplaats. De vestigingsplaats wordt bepaald in overleg tussen de staten. Geconcludeerd wordt dat deze wijziging een achteruitgang van de rechtszekerheid en rechtsbescherming bij vestigingsplaatsonderzoeken tot gevolg heeft.

Lees hier alvast een voorproefje van het artikel:

De woon- en vestigingsplaats van natuurlijke- en rechtspersonen wordt door de Belastingdienst volop ter discussie gesteld. Als de fiscus de lat laag legt bij de toets of een vennootschap op grond van art. 4 AWR in Nederland is gevestigd, dan kan dat leiden tot situaties waarin buitenlandse vennootschappen met navorderingsaanslagen en informatiebeschikkingen van de Nederlandse belastingdienst worden geconfronteerd. Door de digitalisering van de samenleving zijn de activiteiten van bedrijven behoorlijk veranderd. Waar voorheen de werkzaamheden in een fysiek gebouw zoals een kantoor werden verricht, verdienen tegenwoordig veel bedrijven hun geld met het aanbieden van digitale diensten.

Doordat deze ondernemingen
geen fysiek kantoor nodig hebben dat op één plaats staat, kunnen ondernemers in de huidige tijd waar dan ook ter wereld werken door simpelweg de laptop open te slaan. Deze ontwikkelingen hebben onzes inziens tot gevolg dat vaker discussies over de vestigingsplaats van een onderneming ontstaan. Daarnaast liggen ook de internationale ontwikkelingen op het gebied van het bepalen van de vestigingsplaats niet stil.

Deze ontwikkelingen vormen voor ons aanleiding om in te gaan op enkele formele aspecten die spelen bij vestigingsplaatsdiscussies. De nadruk ligt op de toepassing van art. 4 AWR en het multilateraal instrument (MLI) dat met ingang van 1 januari 2020 van toepassing is. Als zowel Nederland als een verdragsland claimen dat een vennootschap fiscaal inwoner is, bepaalt art. 4 van het MLI dat de vestigingsplaats van de vennootschap door de verdragsstaten met de onderlinge-overlegprocedure moet worden bepaald. Over het MLI is al veel geschreven.

Lees verder.

Gepubliceerd door onze specialist:

A.J.C. (Angelique) Perdaems