Op basis van artikel 10a AWR kan de omzetbelastingplichtige die niet direct een suppletie aangifte indient na het constateren van een fout beboet worden. Maar wat als de inspecteur alsnog juist wordt geïnformeerd over de verschuldigde omzetbelasting via de aangifte vennootschapsbelasting? Kan de belastingplichtige dan ook beboet worden? Advocaat-Generaal mr. IJzerman meent van niet, omdat sprake is van een objectief pleitbaar standpunt.
Lees hier alvast een voorproefje:
De suppletieplicht houdt de gemoederen al jaren bezig. Een recente conclusie van A-G IJzerman geeft enkele nieuwe inzichten over de rechtsbescherming die de belastingplichtige heeft indien de inspecteur aan de belanghebbende een boete oplegt wegens schending van de suppletieplicht.
Op grond van de artikelen 10a AWR en 15, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit is de belastingplichtige, zodra deze constateert dat hij een aangifte omzetbelasting in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan en te weinig belasting is betaald, gehouden alsnog de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken door middel van een suppletie aangifte. Doet de belastingplichtige dit niet, niet tijdig of niet op de door de inspecteur aangegeven wijze, dan wordt dit aangemerkt als een overtreding. In geval van opzet of grove schuld kan daarvoor op grond van artikel 10a, lid 3, AWR een boete worden opgelegd.
Deze meldplicht en boetedreiging hebben een enorme stroom aan jurisprudentie voortgebracht. Zo is veelvuldig geprocedeerd over het moment waarop de meldplicht ontstaat. Is dat zodra de belastingplichtige bekend raakt met het feit dat een aangifte omzetbelasting onjuist of onvolledig is geweest? Of is de belastingplichtige op boetegebied “veilig” tot het moment waarop de inspecteur bekend raakt met de onjuistheid in de aangifte? En kan het Openbaar Ministerie strafrechtelijk vervolgen indien niet tijdig een 10a AWR melding is gedaan? Of biedt de wet daarvoor geen basis? En hoe verhoudt beboeting voor het verzaken van de meldplicht zich tot het nemo tenetur-beginsel? Deze – en meer – discussiepunten rondom artikel 10a AWR hebben de afgelopen jaren de revue gepasseerd, zie onder meer Vaklunch #442, Vaklunch #430, Vaklunch #280, Vaklunch #278 en Vaklunch #189.
Lees verder: Substance over form. Vaklunch.nl #463