Spring naar content

#186 De ontvanger trekt fiscale trukendoos open; ten onrechte!

05 oktober 2020

De ontvanger is op grond van de Invorderingswet 1990 belast met de invordering van de rijksbelastingen. Deze zelfde wet geeft de ontvanger vergaande mogelijkheden om deze rijksbelastingen te innen. Ook uit de uitspraak van 8 september jl. van  gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt maar weer dat een belastingplichtige maar weinig rechtsbescherming geniet indien de ontvanger de fiscale trukendoos opentrekt.

Procedure gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

De procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden[1] laat nogmaals zien dat de ontvanger vergaande maatregelen kan treffen om belastingschulden te innen, zonder dat de belastingplichtige zich tegen de naheffingsaanslag kan verweren, of inhoudelijk kennis heeft kunnen nemen van het rapport van het boekenonderzoek.

In de casus zoals behandeld door het Hof, exploiteerde de belastingplichtige (een vennootschap onder firma) een groothandel in juweliersartikelen en uurwerken. Bij die belastingplichtige vond een boekenonderzoek plaats waarbij de bevindingen van dat onderzoek in een controlerapport van 28 november 2018 is opgemaakt. Op diezelfde dag wordt aan die belastingplichtige een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.049.780.

Op de achtergrond, hetgeen de ontvanger ogenschijnlijk heeft meegewogen bij de inzet van zijn bevoegdheden, liep eveneens een strafrechtelijk onderzoek naar de belastingplichtige en diens vennoten (een beslissing omtrent de vervolging was echter nog niet genomen).

De fiscale trukendoos van de ontvanger

Een belastingplichtige kan op één dag geconfronteerd worden met een controlerapport in combinatie met de correctie en vergaande invorderingsmaatregelen zoals versnelde invordering met executoriale beslaglegging én afvoer.

Indien de ontvanger stelt dat bij de belastingplichtige sprake was van “gegronde vrees van verduistering” dan geeft de wet hem de mogelijkheid om deze belastingschuld versneld in te vorderen. Tegen deze versnelde tenuitvoerlegging kan door de belastingschuldige in verzet (civiel) worden gegaan op grond van artikel 17 Invorderingswet 1990. Het is van belang om tegen de versnelde invordering een civiele verzetprocedure te starten omdat, zo blijkt ook uit het arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden, je anders in de fiscale procedure tegengeworpen krijgt dat de vraag óf sprake is van gegronde vrees van verduistering niet aan de burgerlijke rechter is voorgelegd. In die gevallen gaat de rechter in de belastingprocedure ervan uit dat die gronden aanwezig waren. De ontvanger kan, met de stelling (en zonder een toets van de civiele rechter) dat sprake is van “vrees voor verduistering” dan ook vergaande invorderingsmaatregelen nemen, ondanks dat in “normale” zaken een belastingschuld (naheffingsaanslag) na veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar wordt. “Pas” na veertien dagen kan de ontvanger in reguliere omstandigheden nadere invorderingsmaatregelen nemen.

Indien sprake is van (een stelling van) vrees van verduistering  kan de ontvanger in afwijking van deze veertien dagen het bedrag terstond en tot het volle bedrag invorderen. Als het bedrag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is gesteld, beschikt de ontvanger in de vorm van het dwangbevel over een executoriale titel die hij zichzelf heeft verschaft en die zonder tussenkomst van de rechter ten uitvoer kan worden gelegd. De ontvanger kan daarmee overgaan tot executoriale beslaglegging en zelfs tot afvoer van deze goederen, waarbij ook hier geldt, dat de vraag óf de ontvanger mag overgaan tot executoriale beslaglegging aan de civiele rechter voorgelegd moet worden.[2]

Tegenstijdigheid handelingen ontvanger; geen rechtsbescherming

In de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden[3] maakt de ontvanger gebruik van al zijn mogelijkheden om de belastingschuld in te vorderen, zonder dat de belastingplichtige maar enige vorm van rechtsbescherming geniet. Er wordt versneld ingevorderd, vervolgingskosten van € 12.197 in rekening gebracht, executoriaal beslag gelegd én diens goederen afgevoerd.

Zeer opmerkelijk is dat diezelfde ontvanger, waar het Hof niet nader op ingaat of vragen over stelt(!), enige maanden later uitstel van betaling verleent in de bezwaarprocedure tegen de achterliggende belastingschuld. Daarmee hoeft de belastingschuldige gedurende de bezwaarprocedure diens betwiste belastingschuld niet te betalen! Indien sprake zou zijn van (vrees voor) verduistering, dan is verlenen van uitstel van betaling voor de belastingschuld ondenkbaar.

Het blijft dan ook gissen wat de onderbouwing van de ontvanger was voor zijn stelling dat “vrees voor verduistering” bestond, het in rekening brengen van de vervolgingskosten, de executoriale beslaglegging en het afvoeren van goederen – dit alles op één dag!

Vergeet de verzetprocedure niet; stel je rechten veilig

Voor de praktijk is van belang om in geschillen met de ontvanger het instellen van verzet niet te vergeten omdat in de fiscale procedure uitgegaan wordt (fictie) van rechtmatig handelen van de ontvanger, ondanks dat de wenkbrauwen hiervan soms fronsen. Met het instellen van verzet wordt de tenuitvoerlegging van het dwangbevel in beginsel geschorst en kan de fiscale trukendoos inhoudelijk door de (civiele) rechter worden getoetst.

De verzetprocedure ex artikel 17 Invorderingswet 1990 geldt voor de belastingschuldige. Aansprakelijkgestelden kunnen op grond van artikel 52, tweede lid, Invorderingswet 1990 in verzet komen en derden moeten verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel instellen op grond van de wettelijke bepalingen uit het wetboek voor burgerlijke rechtsvordering of zich op grond van artikel 22 Invorderingswet 1990 richten tot de directeur.


[1] Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, nr. 20/00344, (ECLI:NL:GHARL:2020:7157)

[2] artikel 17 Invorderingswet 1990; HR 17 juli 2020, nr. 20/00082, ECLI:NL:HR:2020:1200, r.o. 2.6

[3] Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, nr. 20/00344, (ECLI:NL:GHARL:2020:7157)