De Toeslagenaffaire
Sinds het rapport over de Toeslagenaffaire staat de menselijke maat weer prominent op de overheidsagenda. Eenieder lijkt te beseffen dat de ellende van deze affaire in belangrijke mate is veroorzaakt omdat mensen planmatig en digitaal in hokjes zijn gestopt teneinde op een zo efficiënt mogelijke wijze fraude te bestrijden. De bron van de problemen lag reeds bij de wetgeving die geen menselijke maat toeliet. Een kleine fout leidde tot volledige intrekking van de toeslag. Daarna liet ook de rechter verstek gaan. Vanuit de gedachte dat de rechter de wet moet toepassen (ook als die hard is), was ook hier lange tijd de menselijke maat ver te zoeken. Pas toen via een aantal slachtoffers met hulp van twee Kamerleden en de media duidelijk werd hoeveel ellende dit efficiënte systeem veroorzaakte, grepen zowel rechters als parlement in. Achteraf is de conclusie: de rechtsstaat heeft hier niet gewerkt; dit nooit weer.
De Belastingdienst: verbeter als de wiedeweerga!
Het ontbreken van de menselijke maat is niet uniek voor de afdeling Toeslagen binnen de Belastingdienst. In onze fiscale procespraktijk hebben wij ook vaak te kampen met een gebrek aan een objectieve beoordeling en een focus op de bestrijding van fraude. Te vaak is de Belastingdienst er vooral op gebrand om bewijs te vinden voor een eenmaal ingenomen positie en is er te weinig oog voor de visie van de cliënt. Het dossier wordt vooral gevuld met bewijs dat pleit voor het standpunt van de Belastingdienst terwijl gedegen onderzoek naar de visie van cliënt achterwege blijft.
Nu mag worden aangenomen dat de Belastingdienst als de wiedeweerga aan de slag gaat met de implementatie van de menselijke maat. Wij zullen van de resultaten in Hertoghs beschouwt verslag blijven doen.
Ook meer oog voor de strafrechtelijke menselijke maat
Niet alleen de Belastingdienst moet zich de kritiek als gevolg van de Toeslagenaffaire aantrekken. Ook het Openbaar Ministerie moet hier dringend lessen uit trekken. De dynamiek die zoveel slachtoffers maakte in de Toeslagenaffaire nemen wij ook vaak waar in fraudeonderzoeken.
Dat begint vaak met de werkwijze van opsporingsambtenaren. Dit zijn zeer toegewijde en gedreven ambtenaren die graag een zaak rond krijgen. Dat “rond krijgen” wordt volgens ons regelmatig geïnterpreteerd als het bewijs voor de verdenking vinden. Nu is het goed dat opsporingsambtenaren hun best doen om fraude te bestrijden en dat zij heel ijverig zoeken naar het vaak moeilijk te vinden bewijs. Zeker in deze digitale wereld waarin enorme hoeveelheden data worden rondgestuurd, is het een hele uitdaging om net die berichten te vinden waaruit blijkt dat die bankrekening op naam van een Ltd. in Hong Kong feitelijk aan de verdachte toebehoort.
Echter, die zoektocht naar een paar spelden in de hooiberg mag er niet toe leiden dat onderzoek naar ontlastend bewijsmateriaal blijft liggen. Wij maken regelmatig mee dat de FIOD uit de inbeslaggenomen digitale gegevens alleen de belastende e-mails heeft geselecteerd terwijl later uit ons eigen onderzoek blijkt dat veel ontlastend materiaal niet is gebruikt. De menselijke maat vergt dat er objectief onderzoek wordt gedaan. Dat vraagt op zijn minst dat binnen een onderzoeksteam medewerkers worden aangesteld die dezelfde hooiberg doorzoeken maar dan gericht op ontlastend bewijs. Bij die menselijke maat hoort ook dat je van mensen niet het onmogelijke mag verlangen. Mensen zijn nu eenmaal niet volledig objectief en hebben vooroordelen. Daarom is het goed om afzonderlijke speurders een specifieke opdracht te geven.
Officieren van justitie moeten in gesprek met de verdachte
Zeker zo belangrijk is de introductie van de menselijke maat op het niveau van de officier van justitie. Deze functionaris besluit over de daadwerkelijke vervolging van de verdachte. Daarbij wordt afgegaan op het dossier dat door de opsporingsdienst is aangeleverd. Een dossier dat vaak zo omvangrijk is, dat die – gegeven de beperkte beschikbare tijd – lastig volledig te behappen is voordat die beslissing wordt genomen.
De verdachte en zijn advocaat hebben behoefte om hun visie op de zaak met de officier van justitie te bespreken voordat een vervolgingsbeslissing is genomen. De bereidheid om te praten is in de loop van de jaren zeker toegenomen. Echter wat blijkt dan? Het gespreksonderwerp blijft vervolgens beperkt tot de vraag hoe de zaak afgedaan kan worden. Als de verdachte de euvele moed heeft om de verdenkingen te ontkennen, is het gesprek doorgaans snel afgelopen. De officier van justitie vindt dat die discussie maar bij de rechter moet plaatsvinden. Daar is de cliënt dan mooi klaar mee. Een gang naar de rechtbank betekent normaliter nog jarenlang onzekerheid, hoge kosten en last but not least veel negatieve publiciteit. Juist die publiciteit zorgt ervoor dat de cliënt als paria wordt beschouwd en dat zijn bedrijf naar de filistijnen gaat.
Dit alles kan worden voorkomen indien de officier van justitie bereid is zich open te stellen voor een inhoudelijk gesprek over de zaak en dat er de bereidheid is om alsdan geschetste alternatieve scenario’s te onderzoeken. Wij zijn ervan overtuigd dat daardoor onnodige rechtszaken voorkomen kunnen worden en dat mensen niet nodeloos (zwaar) worden gecriminaliseerd.
Menselijke maat vraagt om voldoende mensen en voldoende tijd
De menselijke maat betekent overigens wel dat er voldoende mensen met voldoende tijd moeten zijn om die maat te voeren. Wij zijn benieuwd of de politiek net zo ruimhartig middelen wil vrijmaken voor die menselijke maat als nu gebeurt voor de bestrijding van het coronavirus.