Spring naar content

#243 Rechtsbescherming bij het vertrouwensbeginsel? Van de hand boven het hoofd naar het deksel op de neus

22 november 2021

Deze maand wees de Hoge Raad een belangwekkend arrest over het vertrouwensbeginsel bij inlichtingen van de Belastingdienst. De beperking van het schadebegrip, zoals die in de jaren ’70 is geformuleerd, is afgeschaft. Daarbij kent de Hoge Raad gewicht toe aan de huidige rechtsopvattingen en een doeltreffende rechtsbescherming.

Vertrouwen op onjuiste inlichtingen

Het risico van onjuiste inlichtingen lag jarenlang bij de belastingplichtige. Veel belastingplichtigen baseren hun handelen op informatie van de website van de Belastingdienst, brochures of mededelingen van medewerkers van de Belastingtelefoon. Dit in de veronderstelling dat ze daarop konden vertrouwen. Maar als het aankwam op het in rechte honoreren van dat vertrouwen werd de Belastingdienst de hand boven het hoofd gehouden.

Onveranderd blijft dat onjuiste inlichtingen de Belastingdienst alleen binden als deze niet kenbaar in strijd met de wet zijn én dat de belastingplichtige, afgaande op de onjuiste inlichtingen, een handeling heeft verricht of nagelaten. Wat op basis van het nieuwe arrest van de Hoge Raad niet langer vereist is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, is het dispositievereiste, ook wel de ‘extra-schade’-regel genoemd.

De discussie over extra schade

Hof Den Haag had – in navolging van de rechtbank – geoordeeld dat belanghebbende een beroep op het vertrouwensbeginsel toekwam, óók binnen de op dat moment geldende kaders op grond van de oude rechtspraak van de Hoge Raad. Belanghebbende had zich bij de beslissing tot afkoop van de lijfrenteverzekering laten leiden door informatie op de website van de Belastingdienst. Het hof oordeelde dat belanghebbende de onjuistheid van zijn – begrijpelijke – lezing van de informatie op de website van de Belastingdienst niet redelijkerwijs had kunnen en moeten beseffen. Daarmee was aan de eerste twee vereisten voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel voldaan.

Vervolgens oordeelde het hof dat de revisierente kon worden gezien als “daarenboven geleden schade”. Belanghebbende kwam een beroep op het vertrouwensbeginsel toe. Kennelijk was dat voor de fiscus niet te verkroppen en deze stelde cassatie in. Blijkens het middel vond de staatssecretaris dat de verschuldigde revisierente niet kon worden aangemerkt als ‘daarenboven geleden schade’. Advocaat-generaal Niessen was het daar niet mee eens en meende al dat het cassatieberoep ongegrond was, en dat belanghebbende dus een beroep op het vertrouwensbeginsel toekwam.

Doeltreffende rechtsbescherming

De Hoge Raad gaat nu een stap verder en schaft met dit arrest de ‘extra-schade’-regel af. Dat betekent dat in rechte te honoreren vertrouwen kan bestaan op het moment dat het enige gevolg daarvan is dat belasting verschuldigd is, die anders niet verschuldigd was geweest. De beperking van het schadebegrip, zoals die in de jaren ’70 is geformuleerd, schaft de Hoge Raad af. Daarbij kent de Hoge Raad gewicht toe aan de huidige rechtsopvattingen en een doeltreffende rechtsbescherming. Dat is wat mij betreft volledig terecht.

Belanghebbende heeft in drie instanties gelijk gekregen. Dat de Hoge Raad met zijn arrest in deze zaak een belangrijke beperking intrekt, júist ten behoeve van die doeltreffende rechtsbescherming, is wat mij betreft exemplarisch. De Belastingdienst heeft in deze zaak koste wat kost gelijk willen halen, terwijl nota bene volstrekt duidelijk was dat het handelen van belanghebbende was beïnvloed door de inlichtingen op de website van de Belastingdienst. Het steeds weer beroep instellen tegen de Belastingdienst onwelgevallige beslissingen geeft geen enkele blijk van het toepassen van de menselijke maat en het vinden van passende oplossingen. Het had de Belastingdienst hier gesierd om in een eerder stadium al te berusten in de uitspraak van de rechtbank of het arrest van het hof.

Des te duidelijker wordt daarmee hoe noodzakelijk deze omslag van de Hoge Raad is. De signaalwerking die hiervan uitgaat is belangrijk. Gelukkig geeft de Hoge Raad hiermee ook de feitenrechters een sterker arsenaal om de Belastingdienst te corrigeren als deze handelt in strijd met opgewekt vertrouwen.

 

Gepubliceerd door onze specialist:

Mr. M. (Maaike) Coenen