De Hoge Raad heeft op 20 mei twee arresten gewezen over box 3. Deze arresten geven verduidelijkingen na het kerstarrest. In het eerste arrest is geoordeeld dat het kerstarrest nieuwe jurisprudentie is waardoor een verzoek om ambtshalve vermindering niet hoeft te worden toegewezen. In het tweede arrest geeft de Hoge Raad verduidelijkingen over de massaal bezwaarprocedure.
De massaalbezwaarmaker die het niet eens is met het verleende rechtsherstel kan een verzoek om ambtshalve vermindering indienen. Wat is er nu nog mogelijk als geen bezwaar is gemaakt? En wat te doen als het rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant te laag is?
Angelique Perdaems heeft maandag 23 mei 2022 de laatste ontwikkelingen toegelicht in een webinar. Hier vindt u onze antwoorden op de meest gestelde vragen naar aanleiding van de box 3-arresten.
Q&A
Algemeen
Q: Bij het bieden van rechtsherstel wordt een onderscheid gemaakt tussen spaargeld en beleggingen. Waar vallen cryptovaluta onder?
A: In artikel 5.3 Wet IB 2001 wordt dit onderscheid niet expliciet gemaakt. Interessant is de vraag wat onder spaargeld wordt verstaan. In ieder geval valt daar geld (fiatgeld) onder wat op een bankrekening is aangehouden. Cryptovaluta worden in het algemeen gezien als overige vermogensrechten in de zin van artikel 5.3, eerste lid 1, letter f Wet IB 2001. Cryptovaluta kunnen ook worden gezien als geld. Het lijkt erop dat de Staatssecretaris met spaargeld doelt op geld dat op een bankrekening wordt aangehouden en dus niet op cryptovaluta.
Wij verwachten dat de afbakening van het begrip spaargeld nog discussie gaat opleveren. Kunnen cryptovaluta voor wat het rechtsherstel betreft ook als spaargeld worden gezien? Is goud spaargeld? En hoe wordt omgegaan met contant aangehouden geld?
Q: De Hoge Raad oordeelde dat het forfaitaire rendement in box 3 in strijd is met het recht op eigendom als dit hoger is dan het werkelijk rendement. Zet dit oordeel de deur open om andere forfaits in de belastingwetgeving ter discussie te stellen, zoals het eigenwoningforfait?
A: Deze kwestie doet denken aan een door ons gevoerde cassatieprocedure waarin een gelijksoortige vraag speelde. Het betrof in die zaak een casino op Sint-Maarten, waarvoor de fiscus de genoten fooien fictief vaststelde op een forfaitair bedrag van 10% van de totale omzet. Het gevolg hiervan was dat 10% van de gehele omzet werd behandeld als loon. De Hoge Raad oordeelde dat uit de wetgevingsprocedure op Sint-Maarten niet duidelijk bleek of hiermee de werkelijkheid werd benaderd. Ook anderszins was dit niet bewezen. Na verwijzing door de Hoge Raad werden de aanslagen die waren gebaseerd op de fictie van 10% vernietigd. Het forfait staat te ver af van de werkelijkheid.
De kwestie die speelt in de onlangs gewezen box 3-arresten is dan ook zeker niet nieuw. Mogelijk zetten deze arresten dan ook de deur (verder) open naar de bestrijding van andere ficties in de belastingwetgeving die de werkelijkheid niet genoeg benaderen. Wellicht is in dit kader ook interessant het in 2019 door de Algemene Rekenkamer gepubliceerde rapport over forfaits in het belastingstelsel.
Wel bezwaar gemaakt
Q: Loop ik nu met het maken van bezwaar ter behoud van rechten een risico dat de berekening in de toekomst wordt gemaakt op basis van een hoger daadwerkelijk rendement dan het nieuwe forfaitaire spaarrendement?
A: De compensatie voor box 3 wordt op basis van de nieuwe forfaits gegeven. Dit wordt uitgewerkt in een beleidsregel en wetgeving. Wij menen dat de inspecteur deze forfaits moet toepassen en niet mag afwijken naar een hoger rendement als het daadwerkelijk rendement hoger is.
Wel kan het box 3-inkomen naar beneden worden bijgesteld als de belastingplichtige in een verzoek om ambtshalve vermindering stelt dat het rechtsherstel niet voldoende compensatie biedt, bijvoorbeeld omdat verlies is geleden op beleggingen.
Q: Wat zijn de mogelijkheden als onverhoopt niet voor 4 augustus 2022 rechtsherstel wordt geboden?
A: In dat geval voldoet de Staassecretaris niet aan de verplichting om de aanslag binnen zes maanden na de collectieve uitspraak op bezwaar te verminderen. De Staatssecretaris heeft opgemerkt dat in dat geval boetes aan de Belastingdienst kunnen worden opgelegd. Uit de brief van 1 februari (nr. 2022-0000035345) blijkt dat hij doelt op ingebrekestelling en dwangsommen. De dwangsomregeling lijkt inderdaad niet uitgesloten te zijn van de massaalbezwaarprocedure waardoor de Belastingdienst in gebreke kan worden gesteld. Dit heeft in beginsel tot gevolg dat dwangsommen kunnen worden verbeurd indien niet tijdig rechtsherstel wordt geboden.
Een hobbel die daarbij moet worden genomen, is dat de vermindering die ter uitvoering van de uitspraak op bezwaar moet worden verleend geen voor bezwaar vatbare beschikking is. Wij menen niettemin dat kan worden betoogd dat de vermindering die binnen zes maanden na de kennisgeving van de collectieve uitspraak moet worden verleend, samenhangt met de uitspraak op bezwaar en daardoor onder de dwangsomregeling valt.
Een alternatieve route om een vermindering af te dwingen, is verzoeken om een ambtshalve vermindering. Nu de Hoge Raad heeft geoordeeld dat ná de collectieve uitspraak op bezwaar, de belanghebbende een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering van de aanslag kan indienen, is hiermee eveneens de deur geopend naar de dwangsomregeling. Een verzoek om ambtshalve vermindering wordt namelijk aangemerkt als een aanvraag voor het geven van een beschikking in de zin van artikel 4.17 Awb. Op het niet tijdig beslissen op die aanvraag is de dwangsomregeling van toepassing.
Q: Kan op box 3 worden teruggekomen als er nu nog een discussie met de Belastingdienst loopt over andere inkomensbestanddelen in bijv. box 1 of box 2?
A: Zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat, kan dat. Dat is het geval als nog een procedure loopt, als nog geen definitieve aanslag is opgelegd, of als tegen een definitieve aanslag nog bezwaar kan worden gemaakt. Een beroep op het box 3-arrest kan worden gedaan door een brief naar de inspecteur te sturen met de stelling dat het vastgestelde box 3-inkomen in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. In die brief kan worden verzocht de forfaitaire spaarvariant toe te passen. Ook kan erom worden gevraagd het werkelijk rendement als box 3-inkomen aan te merken als dat lager is dan de nieuwe forfaits, bijvoorbeeld omdat verlies is geleden op beleggingen.
Het bezwaar kan dus worden uitgebreid naar box 3. Zolang de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat, moet rechtsherstel worden geboden. Wij raden aan om dit standpunt in een lopende procedure zelf naar voren te brengen.
Q: Is er iets bekend over het recht op kostenvergoeding voor de mensen die meelopen in de massaalbezwaarprocedure?
A: Wij hebben nog geen informatie gezien met betrekking tot een kostenvergoeding voor de groep mensen die meeliep in de massaalbezwaarprocedure. Deze groep ontvangt uiteraard een vermindering waar een terug te betalen bedrag uit zal volgen. Wij zien geen aanknopingspunten op grond waarvan geen aanspraak op een kostenvergoeding kan worden gemaakt als aan de voorwaarden hiervoor is voldaan.
Q: Wordt er belastingrente berekend als het vaststellen van aanslagen is uitgesteld in afwachting op besluitvorming over box 3?
A: Er is door de Staatssecretaris nog niets gemeld over de gevolgen voor de belastingrente. In de praktijk proberen wij, in bijvoorbeeld lopende inkeerdossiers en andere overlegprocedures over de inkomstenbelasting, afspraken over de rente te maken als de inspecteur wacht met het vaststellen van aanslagen. Hoe dit uitpakt als gevolg van de huidige box 3-discussie is nog niet bekendgemaakt.
Wij menen dat geen rente in rekening mag worden gebracht nu het aanhouden van het opleggen van de aanslagen het gevolg is van besluitvorming bij de Belastingdienst over de keuze voor rechtsherstel en de mogelijkheden in de uitvoering.
Geen bezwaar gemaakt
Q: Stel ik lok een navorderingsaanslag uit, bijvoorbeeld i.v.m. een andere waardering van bepaalde effecten of de WOZ-waarde. Geeft dit ruimte om box 3 toch nog ter discussie te stellen?
A: Wij denken dat dit geen ruimte biedt om het box 3-inkomen dat in de definitieve aanslag is vastgesteld ter discussie te stellen. De procedure tegen de navorderingsaanslag ziet op de in de navorderingsaanslag vastgestelde correcties en verhoging van het belastbaar inkomen. De rechter oordeelt alleen over de correcties die in die navorderingsaanslag zijn opgenomen.
Q: Wat gebeurt er met de bezwaren die alsnog tussen 24 december 2021 en 19 mei 2022 zijn ingediend?
A: Als de aanslagen waartegen bezwaar is gemaakt al onherroepelijk vaststonden, zullen deze bezwaren waarschijnlijk worden behandeld als een verzoek om ambtshalve vermindering. De Hoge Raad heeft in het arrest van 20 mei jl. geoordeeld dat de mogelijkheid om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen niet betekent dat de aanslag niet onherroepelijk vaststaat.
Een aanslag staat onherroepelijk vast na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 mei jl. geoordeeld dat het arrest van 24 december 2021 als ‘nieuwe jurisprudentie’ in de zin art. 45aa URIB moet worden gezien. Een verzoek om ambtshalve vermindering m.b.t. aanslagen die onherroepelijk vaststonden ten tijde van het wijzen van het kerstarrest zal dan ook worden afgewezen. Daartegen kan beroep worden ingesteld bij de belastingrechter (zie hierna).
Q: Stel ik doe een aanvullende aangifte om een ander gebrek te herstellen dat geen verband houdt met box 3. Geeft dit ruimte om box 3 toch nog ter discussie te stellen?
A: De aanvullende aangifte wordt als de bezwaartermijn is verstreken als een verzoek om ambtshalve vermindering behandeld. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de vraag hierboven.
Q: Geldt een bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting 2017 ook automatisch als bezwaar tegen aanslagen voor latere jaren?
A: Nee. Tegen elke afzonderlijke aanslag/beschikking dient bezwaar te worden gemaakt.
Q: Wat kan de niet-bezwaarmaker nu nog doen?
A: De Hoge Raad heeft in het arrest van 20 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:720) geoordeeld dat het kerstarrest nieuwe jurisprudentie is. Daardoor zou een verzoek om ambtshalve vermindering niet hoeven te worden toegewezen. Doordat niet alle mogelijke stellingen in die procedure naar voren zijn gebracht, is het niet duidelijk of de Hoge Raad de volgende stellingen in zijn oordeel heeft betrokken. Is de nieuwe jurisprudentievoorwaarde in de Uitvoeringsregeling in dit geval onverbindend, omdat vaststaat dat met de box 3-heffing het eigendomsrecht en het discriminatieverbod wordt geschonden? En is het weigeren van de ambtshalve vermindering in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? De landsadvocaat merkt op dat dit het geval zou kunnen zijn. Doordat zowel de A-G als de Hoge Raad hier niet op is ingegaan, is het onduidelijk of de Hoge Raad deze stellingen in zijn oordeel heeft betrokken.
Doordat vaststaat dat het eigendomsrecht en het discriminatieverbod worden geschonden, kan een gang naar de civiele rechter worden overwogen. Wij menen dat er voldoende aanknopingspunten zijn om in deze uitzonderlijke gevallen de formele rechtskracht te doorbreken.
Ten eerste omdat de Hoge Raad eerder geen rechtsherstel bood. De burger schoot er daardoor niets mee op om bezwaar te maken. Ook mocht de burger ervan uitgaan dat het nieuwe systeem met ingang van 2017 de geconstateerde problemen oploste. Niets was minder waar. Er werden meer ficties ingevoerd, zelfs een fictieve vermogensmix.
Ten tweede is de massaal bezwaarprocedure aangepast waardoor niet automatisch meer werd deelgenomen aan deze procedure, maar een individueel bezwaarschrift nodig was. In de aangifte, op het aanslagbiljet, of op de website is de burger er niet nadrukkelijk op gewezen dat een massaalbezwaarprocedure liep en dat bijvoorbeeld via een aanmeldformulier kon worden deelgenomen. Duidelijke communicatie hierover en deelname op een toegankelijke manier was wel de bedoeling van de wetgever.
Het niet bieden van rechtsherstel aan de niet-bezwaarmakers creëert ons inziens bovendien ten onrechte een ongelijke behandeling. Afhankelijk van het moment waarop de definitieve aanslag is opgelegd, het kerstarrest is gewezen en of om andere redenen bezwaar is gemaakt tegen de aanslag, wordt rechtsherstel geboden.
Kortom, wij zien nog mogelijkheden voor de niet-bezwaarmakers. Eerst is de Minister van Financiën aan zet.