Jurisprudentie Hoge Raad 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2020. Ten laste van verdachte is door het Hof Arnhem-Leeuwarden bewezenverklaard dat zij opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan over het tweede kwartaal van 2009 door een te hoog bedrag aan voorbelasting te hebben opgegeven in de (elektronische) aangifte omzetbelasting. Bij het Hof heeft de verdediging naar voren gebracht dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het tenlastegelegde, nu het OM in strijd zou hebben gehandeld met de ATV-richtlijnen (thans: Protocol AAFD). Daartoe is het volgende aangevoerd.
Lees hier alvast een voorproefje van het artikel:
De ATV-richtlijnen zijn volgens de Hoge Raad (HR 19 juni 1990, NJ 1991, 119) recht in de zin van art. 79 RO en bepalen wanneer een zaak in aanmerking komt voor bestuurs- dan wel strafrechtelijke afdoening. Kort gezegd spreken de ATV-richtlijnen 2006 van een tweedeling in de beoordeling: (1) komt een zaak, gelet op het drempelbedrag, in aanmerking voor het selectieoverleg; (2) als de zaak in aanmerking komt voor het selectieoverleg, welke afdoening is dan geïndiceerd? Het uitgangspunt dat daarbij wordt gehanteerd is de hoogte van het (fiscale) nadeel.
Daarbij geldt voor particulieren een drempelbedrag van € 6.000 en voor ondernemingen een drempelbedrag van € 12.500. De meest recente richtlijnen, het Protocol AAFD, bevat overigens hogere drempelbedragen, te weten € 10.000 respectievelijk € 15.000. Indien het drempelbedrag wordt bereikt, kan de zaak worden aangemeld voor het selectieoverleg. Mocht de zaak terecht zijn aangemeld wordt in het tripartiete overleg beoordeeld in welke categorie de zaak, qua fiscaal nadeel, valt. Of vervolgens tot strafrechtelijke vervolging wordt overgaan, is afhankelijk van
de vraag in welke categorie de zaak valt, alsook of sprake is van één van de in de ATV-richtlijnen genoemde strafverzwarende aspecten.