Spring naar content

Kroniek ondernemingsstrafrecht. TBS&H 2017, nr 3

In een brief van 17 januari 2017 heeft staatssecretaris Wiebes maatregelen aangekondigd tegen belastingontduiking. Dit betreft zowel internationale als nationale maatregelen. Zo wordt aandacht gevraagd voor de internationale inlichtingenuitwisseling, het UBO-register en een voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het openbaar maken van belastingstructuren door financiële tussenpersonen en adviseurs.

Op nationaal niveau kondigt de staatssecretaris een voorstel tot afschaffing van de inkeerregeling aan. Daarnaast stelt de staatssecretaris voor om fiscale vergrijpboetes die aan juridische beroepsbeoefenaren zijn opgelegd in de toekomst openbaar te maken.

Ten slotte heeft de staatssecretaris aangekondigd dat hij het voornemen heeft om het wettelijke fiscale verschoningsrecht ex artikel 53a AWR in te perken. De argumenten die de staatssecretaris voor deze maatregelen noemt, zijn summier en lijken de leden van de Tweede Kamer in ieder geval nog niet te hebben overtuigd, aangezien kritische vragen zijn gesteld.

Lees hier alvast een voorproefje:

Op 23 februari 2017 verdedigde M. Kors aan de Nijmeegse faculteit haar proefschrift over het pleitbaar standpunt.11 Zij stelt zich op het standpunt dat het vanuit het oogpunt van rechtseenheid en rechtsgelijkheid niet mag uitmaken of het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte gevolgd wordt door bestuurlijke afdoening door de belastingrechter of berechting door de strafrechter.

Op 21 april 2017 heeft de belastingkamer van de Hoge Raad zich uitgelaten over het pleitbaar standpunt. Daarbij oordeelt de Hoge Raad ten aanzien van het opleggen van vergrijpboetes dat geen boetes kunnen worden opgelegd indien aan de belastingaangifte een standpunt ten grondslag ligt dat kan worden gebaseerd op een pleitbare uitleg van het (fiscale) recht, in die zin dat de belastingplichtige ten tijde van het doen van die aangifte, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze uitleg en daarmee de door hem gedane aangifte juist was.

Omdat dit stand punt naar objectieve maatstaven moet worden beoordeeld is in dit verband niet relevant of de belastingplichtige bij het doen van de aangifte de pleitbare, maar later
onjuist bevonden uitleg voor ogen heeft gestaan. De Hoge Raad wijdt specifiek een overweging aan het strafrecht. Ook daarbij overweegt de Hoge Raad dat het pleitbare standpunt naar objectieve maatstaven moet worden beoordeeld en dat dit in de weg staat aan het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte, en plaatst dit vervolgens in het kader van de aanmerkelijke kans.

Aldus kiest de Hoge Raad voor een andere benadering dan voorgestaan door A-G Wattel.13 Die stelde zich op het standpunt dat de objectieve pleitbaarheid strafrechtelijk valt in te passen in het niet-voldaan zijn aan het strekkingsbestanddeel van artikel 69 AWR. Met dit arrest lijkt de Hoge Raad weer aansluiting te hebben gemaakt tussen het pleitbaar standpunt in fiscalibus en het strafrecht, al wordt niet geheel duidelijk of uit deze overwegingen kan worden afgeleid dat het oordeel van de strafkamer van de Hoge Raad van 6 maart 2012 thans anders zou hebben geluid

Lees verder: Kroniek ondernemingsstrafrecht: maatregelen belastingontduiking. TBS&H 2017, nr 3 

Gepubliceerd door onze specialist:

Mr. A.A. (Anke) Feenstra