Het Bossche hof heeft de ontvanger onlangs veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van een belanghebbende[1]. Niet alleen de integrale proceskosten van het bezwaar en (hoger) beroep dienen te worden vergoed, maar ook de kosten die aan de bezwaarprocedure zijn voorafgegaan. De ontvanger krijgt zogezegd “onderuit de zak”, als straf voor diens onzorgvuldige en onkundige handelwijze.
Het komt niet vaak voor dat de Belastingdienst (of het nu de inspecteur is of de ontvanger) wordt veroordeeld tot vergoeding van de werkelijke proceskosten. Uitgangspunt is dat proceskosten worden vergoed aan de hand van de forfaits die zijn vastgesteld in het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage. De bedragen die aldus bij een gegrond (hoger) beroep worden toegekend, worden veelal als “doekje voor het bloeden” ervaren. De werkelijke kosten zijn in de meeste gevallen beduidend hoger.
‘Bijzondere omstandigheden’
In geval van ‘bijzondere omstandigheden’ gelden de forfaits niet en kan aanspraak worden gemaakt op de werkelijke kosten van rechtsbijstand. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat bijzondere omstandigheden (in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht) niet snel worden aangenomen. Er moet inderdaad wel iets bijzonders aan de hand zijn. Zoals bijvoorbeeld een verregaand onzorgvuldige handelwijze van inspecteur of ontvanger en het “tegen-beter-weten-in-procederen”. Ook de proceshouding van de inspecteur of ontvanger kan tot een hogere proceskostenvergoeding leiden. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de procedure bewust door de Belastingdienst wordt getraineerd.
In de zaak die door het hof in Den Bosch is beslist, had de ontvanger het (in mijn optiek) ook behoorlijk bont gemaakt. Hij (of zij) had niet onderzocht of de naheffingsaanslagen (waarvoor de belanghebbende aansprakelijk was gesteld) daadwerkelijk aan de (oorspronkelijke) belastingschuldige waren verzonden (een eis voor aansprakelijkstelling). Verder had de ontvanger – na de vooraankondiging van de aansprakelijkstelling – geweigerd de stukken aan de belanghebbende ter inzage te geven. De ontvanger beriep zich op zijn geheimhoudingsplicht en was kennelijk van mening dat de stukken pas tijdens de bezwaarprocedure ter inzage gegeven dienden te worden. Ten onrechte, zo oordeelt het hof. De wet maakt een uitzondering op de geheimhoudingsplicht als het verstrekken van informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de Invorderingswet of voor de heffing van enige rijksbelasting.
Op zich biedt deze invalshoek van het hof overigens interessante mogelijkheden. Het is in bezwaarprocedures wel vaker het geval dat (nog) geen inzage wordt gegeven in de stukken, zolang nog geen “hoorgesprek” in de zin van artikel 7:4, lid 2 Awb is gepland. Zo worden belanghebbenden gehinderd in het voeren van een effectieve verdediging tegen aanslagen.
Interessant (en in mijn optiek eveneens terecht) is ook de overweging van het hof dat de ontvanger op het moment van het geven van een aansprakelijkstellingsbeschikking, over voldoende bewijs moet beschikken om die beschikking te kunnen onderbouwen. Logisch zou je zeggen. Het staat ook gewoon in de wet (het hof verwijst naar artikel 3:2 Awb). Toch zou je de ontvangers niet de kost willen geven die het zorgvuldigheidsbeginsel niet te nauw nemen, en ook in bezwaar, en zelfs in (hoger) beroep, pas onderzoek doen naar de feiten.
Vergoeding proceskosten voorafgaande aan bezwaarfase
Terug naar de uitspraak. Het hof heeft de ontvanger niet alleen veroordeeld in de werkelijke kosten van rechtsbijstand die in de bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure waren gemaakt (kosten die het hof als redelijk kwalificeert), maar ook voor de kosten die betrekking hadden op de fase voorafgaande aan het bezwaar. De ontvanger had zich op het standpunt gesteld dat de wet niet in een vergoeding van die kosten voorziet en vond – in beroep – de rechtbank[2] ook aan zijn zijde. Het hof past er een mouw aan en buigt belanghebbendes verzoek om vergoeding van proceskosten welwillend bij door het te zien als een verzoek om schadevergoeding in de zin van artikel 8:73 (oud) Awb. Vervolgens oordeelt het hof dat de ontvanger onrechtmatig jegens de belanghebbende heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand die de belanghebbende, naar het oordeel van het hof, nodeloos, heeft moeten maken.
In de praktijk komt het zelden voor dat een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 (oud) Awb wordt toegekend. Wellicht omdat het bestaan van deze bepaling in vergetelheid is geraakt met de afschaffing ervan per 1 juli 2013? De oplettende lezer weet echter dat die afschaffing (nog steeds) alleen geldt voor de vennootschapsbelasting en niet voor de overige belastingen. In zoverre is de bepaling nog steeds “alive and kicking”. Het verdient daarom aanbeveling in voorkomende gevallen ook om schadevergoeding te vragen op de voet van artikel 8:73 Awb. Mogelijk dat dan ook de kosten van rechtsbijstand die gemaakt zijn in de fase voorafgaand aan het opleggen van de aanslag als vergoeding van geleden schade in aanmerking komen. Dat zal zeker in beeld komen in gevallen waarin naar het oordeel van de belastingrechter sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Hoe (overigens) de uitspraak van het hof te duiden? Het lijkt erop dat het Bossche hof schoon genoeg had van het handelen van de ontvanger in kwestie en met de proceskostenveroordeling(en) een signaal heeft willen geven aan de Belastingdienst: kom voortaan beter beslagen ten ijs en verkoop geen juridische onzin. De proceskostenveroordeling doet wat dat betreft denken aan het (voormalige) “eigen beursje” uit het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Advocaten die het te bont hadden gemaakt konden zelf in de proceskosten (schadevergoeding) worden veroordeeld. Helaas komen de proceskostenveroordelingen in deze zaak ten laste van de staatskas, dus van onze collectieve portemonnee. Laat de uitspraak niettemin een les zijn.
Tip voor de praktijk:
Vraag tijdig om vergoeding van proceskosten en schade in een bezwaar- en/of beroepschrift en zorg dat de kosten ook aannemelijk gemaakt kunnen worden (door middel van declaraties van de rechtsbijstandverlener).
“Belanghebbende verzoekt om vergoeding van de proceskosten en behoudt zich het recht voor vergoeding te vragen van de werkelijke kosten van rechtsbijstand, alsook van schade.”
[1] Gerechtshof Den Bosch, 10 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2022:4703
[2] Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10 mei 2023, ECLI:NL:RBZWB:2021:1884