Spring naar content

Recht op verhoorbijstand – De hoogste tijd. NJB 2023/213

In bestuurlijke en fiscale boetezaken schittert Salduz door afwezigheid. Het is de hoogste tijd dat het recht op verhoorbijstand óók in bestuursrechtelijke en fiscale procedures wordt toegepast.

Een van de belangrijkste strafrechtelijke waarborgen is het recht van de verdachte op bijstand tijdens het verhoor en vertrouwelijk overleg voorafgaand aan dat verhoor. Dit zijn de zogeheten Salduz-rechten, die voortvloeien uit het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in het Europees Verdraf voor de Rechten van de Mens (EVRM). Al decennia staat vast dat naast strafvervolgingen ook bestuursrechtelijke en fiscale boeteprocedures een criminal charge inhouden zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Dat betekent dat boetelingen in een bestuurlijke of fiscale procedure recht hebben op dezelfde waarborgen als verdachten in strafzaken.

Veel strafrechtelijke waarborgen, zoals het zwijgrecht en het ne bis in idem-beginsel, zijn dan ook opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR). De Salduz-rechten schitteren echter door afwezigheid. Nog altijd wordt in bestuurlijke en fiscale boeteprocedures niet gewezen op het recht op verhoorbijstand, en bestaat daartoe ook geen wettelijke verplichting.

Het recht op verhoorbijstand voor verdachten is onderdeel van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Aan verhoorbijstand wordt groot belang gehecht omdat juist het eerste verhoor het verdere verloop en de omvang van de zaak kan bepalen. Bovendien bevindt de verdachte zich tijdens het verhoor in een kwetsbare positie. Een advocaat kan de verdachte behoeden voor het doen van uitspraken waarmee hij of zij zichzelf incrimineert.

Als alle waarborgen die voortvloeien uit artikel 6 EVRM van toepassing zijn op fiscale boeteprocedures, waarom ontbreekt dit fundamentele recht op verhoorbijstand dan in de Awb en de AWR? Waarom moet op grond van de wet voorafgaand aan het verhoor wél de cautie worden gegeven aan de betrokkene, maar wordt daarbij niet gewezen op het recht op bijstand? En hoe kunnen we deze lacune in het procesrecht invullen? In dit artikel wordt gezocht naar een antwoord op deze vragen.

In het artikel in NJB 2023/213 zoeken Anke Feenstra en Luce Smithuijsen naar een antwoord op deze vragen. Klik hier voor het hele artikel.

Gepubliceerd door onze specialist:

Mr. A.A. (Anke) Feenstra

Mr. L.M. (Luce) Smithuijsen