Anke Feenstra schreef een artikel in het Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving. Lees hier alvast een voorproefje:
Met genoegen presenteer ik u de nieuwe editie van het Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving met als thema ‘fiscaal strafrecht’. Hoewel we binnen de redactie nog af en toe discussie voeren over de vraag wat onder de definitie ‘bijzonder strafrecht’ valt, is het fiscale strafrecht daar zonder twijfel onderdeel van. Het onderscheid tussen belastingbesparing, belastingontwijking en belastingfraude is al jaren voer voor discussie.
Volgens de hoogste belastingrechter is het streven van de belastingplichtige naar het voor hem meest gunstige belastingtarief nog steeds geoorloofd, mits binnen zekere grenzen. De grens tussen belastingontwijking en belastingfraude blijft desondanks onderwerp van internationaal maatschappelijk debat en ook de wetgever
neemt maatregelen om belastingregels in dat kader aan te scherpen.
Toch zit tussen belastingontwijking en belastingfraude nog steeds één wezenlijk verschil, namelijk de intentie van de belastingplichtige. Belastingfraude is als delict niet opgenomen in de wet, maar kan worden ingelezen in artikel 68 en 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarin is – kort samengevat – weergegeven dat het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig indienen van belastingaangiften of het niet, onjuist of onvolledig voldoen aan fiscale verplichtingen strafbaar is.
Slechts dan kan sprake zijn van de toepassing van fiscaal strafrecht als het ultimum remedium. In mijn visie is het juist deze remedial functie die bewaakt moet
worden; het strafrecht mag geen vanzelfsprekend verlengstuk worden van fiscale handhaving, maar moet een zorgvuldig afgewogen laatste stap zijn. Eén van de artikelen in dit themanummer licht over dat proces een tipje van de sluier op.
Lees meer in TBS&H 2025/5: Tussen belastingmoraal en sanctiearsenaal